40 Iedereen? Neen, toch niet, één onderofficier deed geen moeite vooraan te komen. Nooit zag men hem 'teerst in een benting, nooit vooraan in den strijd! Was hij bang? Wie zou 't weten? Niet dat hij den strijd ontweek, doch waar al zijn kame raden zich onderscheidden, viel hij des te meer op. Veel, heel veel kreeg hij te hooren, in de korte rustpóozen, die het bataljon hield, doch weinig zeide hij terug „Een lafaard in 't derde bataljon", klonk 't hem eens op een rust in de ooren. Een lafaardHet was voor 't eerst, dat hij dien naam hoorde, hoe dikwijls hij hem ook al had gevreesd. Met één sprong stond hij naast den beleediger, vuur spatte uit zijn oogen en 't schuim stond hem op den mond. Doch plotseling keerde hij zich om en zette zich weer neder. Hij mocht niets doen, hij had in den spreker zijn luitenant herkend! Hoe graag had hij getoonddat hij moedig kon zijn, dat hij vooraan kon komen, als hij wilde! Hoeveel moeite kostte het hem, 0111 niet uit te schreeuwen, dat hij zijn leven niet wagen mocht, ter wille van zijn moeder en zijn zusje. Daar kwam de facteur, er was een brief voor hem. Doch wiens hand was dat? Hij kende dien niet en ging met den brief naar een afgelegen hoekje om hem te openen. Hij lasplotseling duizelde het hem voor de oogenDe cholera te Batavia uitge broken, moeder en zuster ten grave gesleept met een doffe slag viel hij op den grond. Den volgenden morgen wekte hem 't signaal verzamelen uit den toestand van versuffing, waarin hij den geheelen nacht gelegen had,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1915 | | pagina 200