50 Ze vonden het wonderlijk dat hij zoo op eens begon te werken. De leeraars begrepen niet, waarom het was en de lui snapten niet, waarvoor het was. Als ze 'them vroegen, zei hij altijd maar: „ik wil officier worden". Reginald schreef haar wel eens en zij schreef terug, altijd korte briefjes. Maar hij durfde nog niet schrijven, dat hij van haar hield, ze stond nog te ver boven hem. Hij werkte zoo hard als hij kon om gauw klaar te zijn, deed nog meer zijn best om zichzelf te overwinnen en flink en actief te worden. In zijn vrijen tijd wandelde hij heel vaak met haar broer, dien hij vroeger onuitstaanbaar had gevonden, en praatte dan heel voorzichtig natuur lijk om zich niet te verraden, over zijn zuster. Eens duurde het lang, voordat hij antwoord kreeg op een brief en toen had hij hem weer eens uit gehoord over zus. En haar broer vertelde hem, dat ze zich verloven ging dezer dagen met een officier. Eerst had hij het niet kunnen gelooven. Maar 's middags was er een briefje van haar gekomen, waarin ze het vertelde. Ze was zoo gelukkig, Henri was zoo'n flinke, kranige officier, schreef ze. „Hij moest vooral eens met Henri kennis komen maken". Reginald begreep nu, waarom ze officier-zijn zoo mooi vond en waarom of ze zoo van schittering hield. En langzaam dacht hij door zijn smart heen aan zijn toekomst. Alles leek weer zoo donker droef, net als vroeger. Ze had hem nooit lief gehadalleen medelijden voor hem gevoeldze

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1915 | | pagina 212