DE MIJN.
Regelmatig eentonig klonk het tikken van de
oude, groote klok door de stille huiskamer, ver
velend monotoonkwellend regelmatig Tik
Tak Tik Tak
Met het hoofd rustend in zijne handen, staart
de jongen over zijn boek heen, in het schelle licht
van de lamp.
Met droeven blik ziet zijne moeder hem aan en
een traan komt in haar oog, als zij vol angst
denkt aan den hartstocht van haar zoon.
Deze heeft slechts één idee, één begeerte; hij
wil naar de mijnenmijningenieur wil hij worden
volgen de carrière zijns vaders, die gevallen is
op het veld van eer, bij het redden van zijne
mannen bij een mijngasontplofflng.
En nu wilde haar zoon ook naar de mijn dat
afgrijselijke, zwarte hol, waar de dood grijnslacht
in eiken hoek, haar eenig kindnaai
de mijn, mijn Gtod, neen, dat nooit
alles, alles, wat hij maar wilde, maar niet naai
de mijn.
Een snik verbrak de stilte en zachtkens biggelde
een traan over hare wangen.