Het Licht in de Duisternis.
Het heugt mij dat ik wandeld' in een somber bosch
Met boven mij der boomen donkre loof.
Doch zie, plots drong door 't dichte dak van groen
Een zilv'ren bundel maanlicht, bleek en blank,
Een heldre lichtplek toov'rend op den grond
En lieflijk zich weerkaatste op 't struikgewas.
Zoo heugt mij ook een sombre dag
Eentonig viel cle regen neer, geruischloos, stofgelijk,
En ik was droef te moe en ook mijn hart
was 't spiegelbeeld van den droefsombren dag.
Toen zijt gij mij verschenen, gij, met uwen lieven
glimlach vriend'lijk groetend mij
En 'twas mij als laatst in dien somb'ren nacht,
toen maanlicht drong door 't donkre bosch.
Zoo drong ook thans uw glimlach mij in 't hart
lieflijk weer en kaatste zich in mijn droef
[gestemde ziel.
Shgabur.