72 man, die niet te knielen had gewaagd. Langzaam naderde deze en er was trots in hem, die wrevelde den Koning, toen hij boog het hoofd, als teeken van groet; wederom zag de vorst, dat hij niet knielen wilde De Koning zag lang aan dengene, die daar voor hem stond, her en vrij, als een gelijke; toen sprak hij, ernstig en gestreng: „Zeg mij, waarom is het, dat gij, jonge man, niet knielen wildet, toen ik ging dezen morgen door de straten van mijn stad, en waarom is het, dat gij wederom te knielen weigert, nu? Kent gij niet de wetten van mijn land?" Wèl ken ik de wetten van mijn lando, Koning antwoordde de Dichter, „maar ze passen niet voor mij Ik zal leven naar de wetten van mijn eigen hart, zoolang ik kan. En lang is het, dat ik hierover heb nagedacht. Deze wetten verboden mij te knielen voor U, omdat mijn ziel niet te knielen verlangde. En ik kniel alleen, als mijn hart het verlangt; en dan, dan kniel ik heelemaal, niet alleen mijn lichaam, maar ook mijn ziel Wel weet ik, o, Koning, dat U hier is macht gegeven boven mij en dat nu, G-ij me sluiten kunt in een kerker,of dooden En het volk, dat voor U buigt in het stof, zal zeggen: „Wel zéér dom en onhandig was deze jonge man, dat hij te knielen weigerde; want zie, het is zoo eenvoudig en gemakkelijk; hoe licht valt ons het, allemaal" En zij zullen prijzen U en uw rechtvaardigheid. Maar knielen zal ik niet"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1915 | | pagina 238