DECORATIE N. LXI Bestemd tot derde lid van de Commissiebedoeld in art. 5 van liet Stockholmsche tractaat, bij disp. D. v. 0. dd. 3 Augustus 1906, n°. 175. Benoemd tot Ridder 4e klasse der Militaire Wil lemsorde, als hebbende zich onderscheiden bij de krijgsverrichtingen der 2e expeditie tegen het Rijk Aljeh, en wel bijzonder gedurende het tijdvak tusschen medio Augustus 1874 en ultimo Februari 1875, bij Kon. Besl. dd. 12 November 1875, n°. 18. Atjeh medaille 1873/1874. Eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven Atjeh 1873—1874. Vergunning verleend tot het aannemen en dragen der versierselen van Officier der Orde van de Kroon van Rumenië, hem door Z. M. den Koning van Rumenië geschonken, bij Kon. Besl. dd. 1 Februari 1885, n". 10. Als voren van Ridder der Orde van de H.H. Mauritius en Lazarus, hem door Z. M. den Koning van Italië geschonkenbij Kon. Besl. dd. 27 Januari 1886, n". 18. Den 6 December 1887 het onderscheidingsteeken toegekend, bij Kon. Besluit van 19 November 1S44, n°. 46, ingesteld voor langdurigen Nederlandschen dienst als officier. Benoemd tot Ridder in de orde van den Neder landschen Leeuw, bij Kon. Besl. dd. 29 Augustus 1S94, n". 46. Vergunning verleend tot het aannemen en dragen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1915 | | pagina 67