LXYII
paar zwarte schoenen op ons af. Tot onze gerust
stelling herinnerden wij ons, dat er een grijs-groene
uniform was ingevoerdanders waren wij misschien
gevlucht, denkende in een spookhuis te zijn ge
arriveerd.
Toen dan ook de verschijning meer in onze
waarnemingsfeer was gekomen, begon hij zich al
dadelijk te ontpoppen als een echte baaropardon
nieuweling, door te vragen: „Mag ik uw valiesje
even overnemen en in de vestiaire zetten?"
Terwijl wij ons ontdeden van onze overjassen,
begonnen tranen ons oog te verduisteren, immers
ons waardigstemmig cadettenjasje was gedoemd
een plaatsje te zoeken in het museum van oude
uniformen. Spoedig echter werd dit stemmings
moment in zijn geboorte gesmoord door de vele
emoties, die ons dien avond nog wachtten.
Links en rechts werden handjes geschudher-
examenmenschen werd gevraagdhoe zij het ge
maakt hadden, of het kei- of kist-vragen geweest
waren. Vooral „Bois du Nord" was een onderwerp
van veler belangstelling; hem was de titel toe
gekend van Grootmeester op alle wapens, voor
waar een groote onderscheiding.
Het avondboterhammetje werd genuttigd onder
het slaken van allerlei verzuchtingen over het korte
verlof en het vertellen van verschillende detache
mentservaringen, waarna de slapies opgezocht
werden en de eerste nacht achter de veiligemaar
helaas niet tochtvrije muren van Kilacadmon werd
ingegaan.
Na eenige dagen ging alles met de regelmatigheid