LXXX bron mij ook ontzegd is. Wilt dus allen, die deze zullen zien of hooren lezen, met toegevendheid ge stemd zijn jegens het beklagenswaardige schepsel, dat plotseling geroepen is om een jaarverslag in elkaar te pionieren. Ik zal U dus vertellen wat de C.R.V. gedurende het afgeloopen jaar is wedervarenechter onder het motto; „Honi soit, qui mal y pense." Het jaar begon als alle andere; materiaal dat getuigde van de welbekende, uitmuntende ver zorging gedurende het detacheeringstijdperkeen ellenlange opgave van hoog-noodige herstellingen, enz. enz. Dus niets bijzonders. Direct echter was do keuze van een nieuwen beschermheer noodig geworden. Het geringe aantal leden, dat de hier voor uitgeschreven vergadering bezocht, besloot deze functie aan te bieden aan den kapitein A. Dudok van Heel, die haar aanvaardde. Ik ge loof niet te veel te zeggen, wanneer ik hier een bescheiden hulde breng aan onzen vooruitstrevenden beschermheer. Onmiddellijk daarop werden toen pogingen aan gewend tot uitbreiding van het meer en meer in verval gerakende materieel. Advies werd gevraagd en gekregen van vooraanstaande personen op roei- gebied. Het van stapel loopen van onze eerste „Dreadnought" mocht helaas niet door een deputatie van de „Regeering" der C.R.V. worden bijgewoond (zeker omdat daar nog al eens een fleschje champy bij wordt stukgeslagen)zelfs werd ze zonder eenig uiterlijk vertoon in de Academiestad binnengehaald. De „Dreadnought" was er, maarde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1915 | | pagina 88