BONNET.
Aan W
Wen, dagenlang, in Lentetij de regen
De Zon verjaagd lieeft met zijn wolkenheer,
En woeste stormen, als in Winter, weer
De boomen steunen doen in droef bewegen
Wanneer Natuur, het treurend hoofd genegen,
Gelooft aan gouden zomerzon niet meer,
En schijnt te sterven met haar krachten têer
In 'tjonge voorjaar nauwelijks verkregen,
Dan zoekt de Zonnebloem, zoo moe verward,
Waar ze zich wenden moet om gulden schijn,
En weet niet meervan waar het zonlicht viel
Zóó is het zoeken van jouw rustloos hart-
Maar wanhoop nietwant éénmaal moet het zijn
Dat 't hèl zal lichten in je jonge ziel.
Breda, 15 Januari '16.
Max.