dwaallicht. Een Parabel. De man liep in het donker voort, uitstootend een ruwen vloek, want hij had moeite het smalle pad te houden, 'wijl zijn licht was uitgegaan. En monend liep de man voort, morrend tegen het noodlot dat hem dwong te zijn in zulk een weer, zonder licht. De duisternis was diep, tastbaar zwaar; een fijne motregen viel neer, druilerig doordringend tot op de huid. Plotseling ziet hij voor zich een licht, een on bestendig flikkerglanzend licht, een licht waarnaar hij weiktuigelijk zijn schreden richt, gedreven door mystieke kiacht die hem trekt en allen tegenstand verlamt, een dwaallicht. De man volgt het licht en merkt met schrik dat hij van het pad af is, maar heeft niet de kracht terug te keeren, weer toiug in de duisternis, en vóór hem is immers licht. En het licht lokt hem, als zacht fluist'rendzoete lokwoordjes, maar nog even denkt de ongelukkige teiug aan het pad maar dringerder roept het licht hem, hartstochtelijk roept het hem. En de man volgt het, zinbeneveld, als in een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1916 | | pagina 224