lichtsprankelingendie schenen te stralen uit de aanbiddende oogen, dat een heilige, koesterende warmte gloeiing heel de omgeving te doordringen scheen en de Academici neer deed knielen in stillen ootmoedhen deed smekende armen devoot gestrekt, om de heilige kracht, de ongekende zelfvergetelheid, de ongeëvenaarde Aldiefde die eeuwig nog bleef wonen in het koele marmer der beelden, hun te willen schenken Wie de kunstenaar was geweest, die deze pro ducten van heilige schoonheid had gewrochtwist niemand. Maar zeker wasdat geen menschen- handen ooit daartoe in staat hadden kunnen zijn. De Goden zelve moesten hunne hemelsche krachten daaraan hebben gewijdhet goddelijke Licht gloeide in de zonneoogen en slechts goddelijke kracht zelve zou bij machte zijn deze onstoffelijke beelden van niet-bestaande marmersoorten te doen vergaan tot Niets. Zoo leefden de Academici in vredige ruste van geestesarbeid en aanbidding van het Hoogste en zoo vergingen de dagen in kalme vreugde van langzame, eeuwige evolutie In zeldzame oogenblikken van dreigende wanhoop, van folterenden strijd der demonen, die diep in hun Zijn soms trachtten te dooden de eenig-goede Geest, die hen leidde naar het heilige Hoogste, bracht steeds het onder-zelf kastijding-geknield-liggen voor hunne beeldende noodige kracht om de knagende saters in het heilige vuur, dat gloeide, te doen vergaan. Dan daalde weder kalme ruste in hun

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1916 | | pagina 230