32
zoo lang reeds gesmacht hebben. En daarom
medebroederslaten wij allen opgaan naar den
Opperpriester; laten wij allen ons werpen aan de
voeten van den Heiligen Yader en Hem zeggen
Wij allen brachten de beelden naar de Piazza; wij
allen waren schuldig; uwe heilige straf kome op
onze zondaarshoofden
Tal van handen strekten zich uit naar den
spreker. Woorden van instemming, kreten van
bewondering klonken door" de zuilengalerij. Maar
niet allen juichten. De vrees sprak op veler gelaat
de angst voor den toorn des Opperpriesters, de
mogelijke verbanning, deed velen langzaam met
gebogen hoofd zich verwijderen.
En toen nog heftig werd gesproken door steeds
meer opgewonden broeders, kwam als een naderend
onheil de tijding: „de Opperpriester heeft de Heilige
Raad bijeengeroepen tot onderzoek der zaak". Wie
werd verdacht en wie zou nog de waarheid kunnen
verbloemen, wanneer hij van aangezicht tot aan
gezicht te staan kwam voor de strenge Geleerden?
Even later verscheen Stippius Hotius, de lijf
knecht van den Heiligen Vader en riep met angstig-
bevende stem want ook hij vreesde den toorn
des Opperpriesters en had diep medelijden met de
discipelen eenige namen af. Katius Langina
Mitio Sjenko, Petia Domoswie meer,
wrie meer? Angstig drong men samen. De ver
dachten traden met opgeheven hoofd, moedig en
krachtig naar de Camera DocentiaDe
rest wachtte De tijd scheen te kruipen
Eindelijk verscheen Katius Langina, kalm en