Karl Igmen. 84 worden bevondenwij allen ons zonden opmaken tot het ondergaan der straf. Wij gaan in vrede. Wij dachten, dat het goed was, wat wij deden. De Goden zullen ons genadig zijn. Stemmen klonken: „Wij allen zullen gaan. Wij allen wenschen samen met u te boeten. Want gij zondigdet voor ons allen". Maar de schuldigen spraken: „Gaat allen heen. Wij zijn blijde, dat ge onze daad, al was ze zonde, hebt toegejuicht. Maar gaat thans en bidt voor ons!" Toen gingen de onschuldigen heen en de schuldigen knielden neder voor den Heiligen Vader en be kenden Hun straf was streng maar rechtvaardig. Geen verbanning wachtte hun. Zij werden veroordeeld tot eenzame opsluiting in een boetecel en tot zelf kastijding. Blijde ondergingen zij hun straf Toen Stippius Hotius na het noenmaal op last van den Opperpriester de beelden door zijn helpers naar de schatkamer liet dragenzag hij vol angstige verbazingdat de zonneoogen niet langer straalden en dat een koude luchtstroom verkillend scheen te waren door de Piazza Breda, Haag, Dei=ember 1915.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1916 | | pagina 242