Wat Billeken droomde
Den avond, nadat Billeken liet Catalonisch
Sprookje (1) gelezen had, lag hij in zijn groote
witte bed en had een wonderlijken droom.
Hij stond voor een groot, vierkant gebouw me£
een diepe, donkere en tochtige poort. Er was
geen mensch te zien en Billeken keek hulpeloos
in het rond.
Plotseling hoorde hij een zware bel. Op het
zelfde oogenblik stond er een klein mannetje naast
hemmet een langen baard en keek hem guitig aan.
„G-oedendag, Billeken, zijt ge daar? Dat is
verstandig van u, om niet alleen op de verhaaltjes
in sprookjesboeken af te gaan. Ik ben Asym en
woon hier al heel lang. Zal ik u alles eens laten
kijken? Ik weet het precies."
Meteen vatte hij Billeken bij de hand en trok
hem door de poort, "waar een koude wind hun
tegemoet kwam, naar het binnenplein.
„Zie," zei Asym: „dit is nu Kilacadmon, waar
van ge vanavond gelezen hebt. Hierheen stuurt
het volk zijn beste zonen om ze tot krijgslieden
op te voeden. Ze hebben het hier erg eenzaam.
(1) Zie vorige Almanak.