43 waait het te veel en er loopen een boel kwelgeesten rond, die je misschien angstig zouden maken. Zij moeten daar voor orde en regelmaat in alles zorgen. Een ding kan ik nog laten kijken; kom maar mee." En hij trok Billeken een donkere gang in. Aan het eind kreeg de arme jongen plotseling een deur vlak in z'n gezicht. „Neem me niet kwalijk," zei iemand, dien hij door de duisternis niet kon onderscheiden„ik ben hier maar pas en weet nog niet precies, hoe het hoort." Toen Billeken zich hersteld had, stond hij bij een flikkerend lichtje in een laag gebouw, met drie rijen deurtjes. Er hing een nam lucht. „Bit zijn de Katakomben. Het ruikt hier wel niet lekker, maar dat is niets; voor het verdrijven van die lucht zorgt de wind wel Nu, nu heb je het mooiste ^vel gezien en ik moet weer aan mijn werk." „O, dank u wel, Asym, ik wil hier later vast ook komen, als ik een groote jongen ben. „Bat is braaf, maar onthoud dan een ding: men komt hier alleen om zoo gauw mogelijk weer iveg te gaan. En nu moeten we afscheid nemen. „Maar als ik later terug komzal ik u toch nog wel zien?" „Bat zal niet gaan, langer dan zes jaar houd ik het hier niet uit. Het is anders wel jammer, en Asym pinkte een traan weg. Meteen kwam er een vreeselijke windvlaagdie

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1916 | | pagina 251