SONNET. Van 'thooge duin, welks mulle zand mij biedt Een zachten zetel, zie 'k de zee; de nacht Is donker stil, de wolken in 'tverschiet, Zij druilen droevig naderbij en zacht Klotst 't zilte zoele nat. Nog even lacht Een ster tot afscheid Slechts het golvenbed Weerklinkt in duist're zoele zomernacht De zee is somber, draagt 't eentonig zware niet. En morgen moet de zon weer schijnen, Of anders zal de stormwind komen 't Eentonig zware moet verdwijnen Mijn ziel is somber stilDat kome Mijn zon ofstorm, dat niet verkwijne M n ziel door drukkend droeve droomen. Rebo.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1916 | | pagina 254