SONNET.
Van 'thooge duin, welks mulle zand mij biedt
Een zachten zetel, zie 'k de zee; de nacht
Is donker stil, de wolken in 'tverschiet,
Zij druilen droevig naderbij en zacht
Klotst 't zilte zoele nat. Nog even lacht
Een ster tot afscheid Slechts het golvenbed
Weerklinkt in duist're zoele zomernacht
De zee is somber, draagt 't eentonig zware niet.
En morgen moet de zon weer schijnen,
Of anders zal de stormwind komen
't Eentonig zware moet verdwijnen
Mijn ziel is somber stilDat kome
Mijn zon ofstorm, dat niet verkwijne
M n ziel door drukkend droeve droomen.
Rebo.