oO
zich blij en tevreden, trots alle ellende, die hen
omringde.
Het is een heldere voorjaarsmorgen. Een jong
onderofficier verlaat een aanzienlijk huis te Brugge,
stapt op een motorrijwiel en verdwijnt in de
richting van Ostende. Dicht bij die plaats stijgt
hij af voor eenige hangars, treedt er een binnen
en geeft order, om zijn machine naar buiten te
brengen.
„Waarheen?" vraagt hem een van de collega's.
Hij fluistert hun iets toe, onhoorbaar voor zijn
helpers, die de machine naar buiten brengen.
„Dat 's luitenant von Bingen ook niet gelukt."
„Bah", zegt een ander, „'tis al wel 10 keer
mislukt; dat ding is niet te bereiken!"
„Dat liet de commandant ook doorschemeren,"
antwoordt de vertrekkende, terwijl hij zich voor
den tocht kleedt, „'tging om mijn aanstelling,
zei hij, als 'tlukte."
„En gelukt 't?" vraagt de ander spottend, terwijl
zij naar buiten gaan.
Lachend wijst de sergeant op een meisjesportret,
dat in de machine is opgehangen en dat hij van
zijn zitplaats af kan zien.
De ander mompelt iets van „Fcindin" en vat
daarna de schroef aan.
Dan stijgt hij op
Onophoudelijk suizen de kogels hem om de
ooren: reeds is zijn machine op enkele plaatsen
getroffen, doch gevaar voor vallen is er nog niet.