CADETTEN LI EFJ E. D'r vader was een kroegjeshouwer Hij tapte bier en brandewijn. Zij was een engel van een meisje Als er niet veel op aarde zijn. Zij was gekomen in z'n leven Als maar een kleine zonnestraal Waar wij Cadetten meer om geven Dan reglement en integraal. Ze gaf zich stil en vol verlangen, Verheugd, verteerd bemind te zijn. Ze wist van graden en van rangen En wat „haar jonker" eens zou zijn. Zoo gingen maanden, vlogen jaren, Hij moest gaan scheien van „de blaag". Ze paste nog bij gele patjes Maar niet bij sterren op de kraag. Een avond was hij stil en kregel Ze voelde wat er komen ging: „Je bent nou gauw een hooge oorne" „Maar ik blijf toch jouw lieveling?" Hij wou haar laffe praatjes houen En zwammen gaan van „stand" en „eer". Ze vlood met tranen in de oogen Er was een laffe kerel meer. Kooi.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1916 | | pagina 269