85
M. „Uit een ton op wieletjes getrokken door
oen houten olifant. Maar jij weet niéts, niets.
Wat voor bijzonders was er aan die ton?
B
M. „Ezel, kon alleen maar rechts uit de flank
loopen en wat deed die olifant?"
B
M. „Weet je ook al niet; als maar douwen,
maar je leert 't nooit, nooit.
Afmarsch weg, verdwijn
Morgen kom je weer bij me en zegt me de
organisatie van het Evabataljon op. Morgen hóór
je? (Zachtjes ter zijde 'k moet het eerst zelf
nog eens nakijken).
i-/«
-L>- n