i
Opdracht aan de Peetooms.
De oude Jaarkring droeg een dierbre kleine
zij schonk hem stervend nog het levenslicht.
De Peetooms hielden bij de hjdenssponde
voor 's wurms geschreeuw hun beide ooren dicht.
De jonge man doet nu zijn eerste schreden
met gestyleerden frak en geblaseerde lach.
Hij heeft tot hoogmoed (meent hij) alle reden
en draagt met zwier, hoe vreemd het schijnen mag,
een portefeuille koppige principes.
Gij wilt hem, Peetooms, daarom nog niet schrappen
èn uit uw hart, èn uit uw testament
als hij er af en toe iets shockings uit mocht flappen,
denkt aan zijn jeugd en zijn warmbloedig ras
al is zijn hart misschien wat licht van zinnen,
een jonge vent draagt geen philisterjas.
De leiband valt tree dan de wereld binnen
en zing, mijn zoon, een Kilacadmonsch lied
wilt gij de harten van uw hoorders winnen
vergeet vooral de speldeprikken niet;
vertolk een geest, die, als zij sterren dragen
hun trouw, hun moed en hun beleid zal schragen
herinner dan, als zij in later jaren
hun jeugd herdenken, aan den verren tijd,
toen zij nog jong en vol illusies waren
en kankerden tot in der eeuwigheid.
KOOI. n
139
ss