,,Ons Beroep". 140 Er was een leger, dat in den oorlog ging met vele dui zenden die heel jong nog waren en nauw bezaten wat het leven mooi doet zijn, met velen die heel sterk in het leven stonden en groote dingen onklaar verlieten, te zwaar voor zwakke handen. Er was een leeg hart, dat uitging naar wat het eenig wezenlijke scheen, dat het nu nimmer zou bezitten. Daarin kwam een gedachte, die als een vloek zich opwierp tegen hen die de legers leiden „Waarom gaan zooveel blijde, sterke zonen van onze landen voor hen sterven en zijn de huizen voor wie het kwade deden vol en veilig vloeien daar hun kleine levens heen Toen sprak de stem van een, die alles had verlaten op één enkel woord „Alleen de reinen zijn waardig zich te offeren voor de groote dooden van hun volk en de verre toekomst te bereiden. Elun namen zullen eeuwig staan in het Boek der Glorie, omdat zij deden het eenige wat een mensch doet, niet voor zich zelf. Want in de liefde tot een vrouw ligt het begeeren, het hunkerend verlangen naar bezit, in een moeder ligt het streven rond zich te houden wat van haar kwam, de sol daat geeft het leven, het glanzende Zijn, voor een Idéé, gaat recht vooruit in het met voor de eer van zijn volk". Meer dan tachtig vredesjaren hebben trachten uit te wisschen, dat dit ons levensdoel is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1917 | | pagina 172