Op patrouille.
159
Heel voorzichtig en sluipend bewoog zich het kleine
troepje door het doodstille, angstig krakende dennebosch,
waar hier en daar de maan grillig lichte plekken tooverde.
Zacht liepen ze op hun kousenvoeten voort, trachtende die
lichte maanplekken te vermijden, totdat ze gekomen waren
op het smokkelaarspaadje, waar ze neerdoken in een greppeltje,
voorzichtig hun geweren bedekkend om ze niet te laten
glinsteren in 't flauwe licht.
Stil lagen ze te wachten.
Heel in de verte klonk het trieste blaffen van een hond
tegen het mannetje in de maan, angstig werkend op hun
zenuwen, die door de groote spanning trilden en hen wee
maakten.
Plotseling, geheel onverwacht, dook het verwachte voor
hen op, hen benauwend door het griezelige en spookachtige.
Zich losmakend van het donkere hout, schoven vlak voor
hen drie hel verlichte donkere voorwerpen over het bosch
paadje. Te veel geschrokken was het groepje daar in het
donker om iets te zeggen of te doen, 't hield hun keel
dicht, 't belette hen om te spreken. Eindelijk kon één van
hen, schor en vreemd klinkend door de stilte, een geluid
uitbrengen. Plotseling verbrak een scherp revolverschot de
betoovering, gevolgd door een doffere, diepe knal van een
geweer. De spanning was toen geheel geweken en het
troepje hel verlichte smokkelaars op den grond bevond zich
in onze macht.
25/7-'16. Infanterist.
s s