SFE
Nocturne.
173
Is het dan werkelijk zoo ellendig, als ik van je weg moet
gaan, na die enkele uren, die ik bij je ben geweest, is
dat werkelijk zoo bedroefd
Misschien omdat ik weet, dat het dan weer beteekent
zooveel dagen, dat ik je lieve ernstige gezichtje niet zien zal
Misschien dat ik bang ben, voor waar ik weer naar toe
ga, zonder jou.
Ik weet het niet!
Zoo dikwijls nu ben ik al gereden door het land, dat al
was gaan slapen, en dat stil in de pracht van den zomer
nacht lag. Al zooveel heb ik gehoord, hoe de snelle wielen
vluchtten over den langen, eenzamen wegzoovaak al ben
ik als onbewust gereden naar mijn garnizoen, om er te leven
tot het eerstkomende verlof, tellend de dagen en de uren,
totdat ik weer zien zou den glimlach van je lieve gelaat
voor die paar uren, die ik bij je zou zijn.
Dan zou ik weer merken, dat je blij was, dat ik weer
thuiskwam. En je gezichtje zou ophelderen, en je zou mij
een hand geven, en met een droef-blij glimlachje mijn
naam noemen van je zachte lippen.
„Waarom nu niet, nu ik dit schrijf".
Is het dat je ver bent, al die dagen, die ik dan weer
tegemoet ga Dat ik alleen moet zijn met je herinnering,
met jouw gedachte, en het zalig terugdenken aan jouw heele
Zijn
„Ik weet het niet!
Maar wel weet ik, dat het telkens als een wonder-droeve
stemming in mij daalt, en dat die stemming mij vergezeltr-i