al
Vaarwel.
175
Ik zal den rug naar 't vaderland dan keeren
en trekken naar het land van warmt' en licht
dat altijd is geweest mijn innig, zoet begeeren
ik wil wat zien en blijf geen moederswicht.
In 't verre land wil 'k gaam'lang krontjong hooren,
omringd door bosch, waar niemand is geweest,
waar niemand kwam, geen tred zich ooit deed hooren,
wil ik stil luist'ren naar het tropenfeest.
En denken aan m'n ouders, broer en zusje,
dat kleine ding, waar ik zooveel van houd,
dat op m'n knie klom om haar avondkusje
het kleine ding is dan ook al zoo oud
Dan zou ik gaarne even overwippen
om thuis te kijken hoe het wezen zal
en ongezien de kamer binnenslippen
Dan wenkt dé Plicht, en Plicht gaat bovenal.
Rebo.
s