Maskerade.
Als geverfde ledepoppen gaan de menschen om
het leven drukt, mijn lieveling, en maakt hen stom
de kleine smarten, die niemand ziet
bikken hun trekken in hard graniet,
stroeven en plooien hun jong gelaat
groeven vermooien, wie sterven gaat.
Met starre rimpels en strakke mom
ga ik, een eenling, de wereld om.
Dat is leven, mijn lieveling,
men kan niet geven
zijn open hart.
Wie in dit stofzijn bezieling toont
wordt uit paleizen en steeg gehoond.
Met botte zinnen en ruwen vloek
sla ik een mantel om teere ziel
meen niet, dat ik, die de waarheid zoek
om slechte woorden het kwaad verviel
Ik moet strijden, mijn lieveling
en kan niet lijden
het domme spotten nog daarbij
van domme menschen, die als wij
den korten weg gaan, maar zonder doel,
die zonder wezen, een stuk paljas
leven en sterven in één grimas.
24/6/'16. Kooi.
194