ff?
RS
het liggen op een zak de eenige begeerte scheen. Want^"1
in den slaap komt het vergeten, alsof de geest dan wakend
omgaat rond het arme lijf, dat stille licht en langer niet zijn
pijnen kon weerstaan.
Als er menschen samen kwamen en hij wegkroop, maar
hun woorden hoorde, was het altijd hem, of er een vreemd
verbazen in hun denken was, waarom het groote, dat zij
zochten en reeds gevat te hebben peinsden, niet gekomen
was en teruggeschoven naar een nieuwe verte. Door de
ruiten zag hij soms de zon, die onderging. Zwart staken
af de scherp behjnde torens en de huizenrand tegen de
stille avondlucht, roodgoud kwam op achter het zwart en
tintte over in het geel en wit, waardoor het licht te schijnen
scheen als door albast en hoog omhoog ging uit naar alle
zijden blauw, effen, onbewogen, zonder wisseling van tint.
Dan donkren ging het rosse goud en uit de laagte schoof
omhoog een zware vloed van donkerviolet, die overging
het licht en breede gulpen vloeiden langs het blauw.
Maar luid op klonk het spreken van de mannen en de
onrust van hun zijn en zij zagen niet het wondere verwor
den van den dag in nacht.
205