Sf 3 Wolken. 209 Al dagen hangt een donkren wolkendrom, en altijd nog is 't lichte zon gezicht bedekt. De groote menschenstad ligt stom en somber wachtend in het vreemde licht van avond, die, ontastbaar, van rondom de straten ingeslopen is, en sticht een vale woning voor den nacht, die dicht zal slaan de stad haar zwarten mantel om. Daar wand'len stil-neerslachtig mijn gedachten, en buigen moede 't hoofd om grijze luchten: oneindigheid, die zij vergeefs te-ontvluchten eens zochten, met hun arme kleine krachten De nacht zweeft-aan en geeft slechts smart te duchten. Zal ik nóg op een gouden morgen wachten T.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1917 | | pagina 251