Avond.
T.
Een zacht-roode roos
ontluikt tusschen licht-groene blaren.
Zoo heeft avond gekund
Stilte baren.
Nog floten de vogels hun lied,
dat in hoogen lucht zich verliet.
Maar alles zwijgt
nu Zon beneden kimme zijgt
eerbied voor wat sterven gaat.
Héén is het lichte zon-gelaat.
En al de boomen, die zijn rondom
staan roerloos en stom.
Uit bruine kruinen, die ze dragen
rijzen vragen.
Wat wekt herinnering,
een dag, die sterven ging
210
ss