Rust.
De regenwolken tijgen langs mijn raam
Heel eenzaam ben ik door mijn leed gegaan
214
s
zóó rustig is de gang van mijn gedachten.
De droppels fluisteren een lieven naam.
Het menschenlot is iets van vreemde Machten.
met mijne ziel, die wou vergeten trachten,
met oogen, die stil schreiden, luide lachten.
Thans lacht mijn ziel om haar vergeefschen waan.
Nu heeft mijn Lot me weer tot jou gebracht.
En t was me veilig, toen mijn oogen zagen
jouw blanke licht weer stralen in mijn nacht
als lééfden weer die helle lentedagen.
Nu wéét mijn hart, waarop het heeft gewacht
waarom, mijn Lief, zou ik nog willen klagen
Max.
Breda, November '16.