Machteloosheid.
Ik zou zoo graag mijn Liefde willen zingen
in verzen, fijn, als blanke ijskristallen,
dat mijne woorden reiden zich, als klanken
tot melodie, waarin mijn Liefde deinde
die je omhullen zouden als fluweelen,
verdroomde geuren van vergeten bloemen,
dat je bedwelmen zou, in teêre droomen
van helle zon op vreemde liefdebloemen
Mijn geest is machteloos om te verklanken
mijn diepe streven en mijn rijke Liefde
Ach, Lieveling, mijn woorden zijn zóó schamel,
en weten niet te zingen van mijn Liefde
Mijn Liefde wil, dat in je droeve oogen
de stille glans van blanke rust mag komen,
van het Geluk, dat is als een bezwijmen
in niets-meer-weten en in eeuwig-droomen.
Max.
Breda, 1 1 December 16.
216