9=1 220 "O Omstandigheden vormen den mensch en zoo vormen C omstandigheden de gedachte, die dikwijls leed kan zijn, soms vreugde of geluk. Waarom zou ik lachen om leed, om vreugde of geluk De gedachte kan zijn arm of rijk, en zoo is de mensch arm of rijk en de omstandigheden hebben hem zoo ge maakt. Waarom zou ik lachen om U, wanneer de omstan digheden mij gunstiger zijn geweest dan U Neen, ik glimlach om mijn eigen hart, dat uwe woorden sprak, toen nog de avond over de velden lag en duisternis drukte op de verre vlakten. Maar nu is de rust van den jongen morgen gezonken van mijn stille oogen naar de diepten van mijn ziel. O, broeder, niet is het Geluk, zooals gij gesproken hebt Geluk is niets dan een groote, immense rust, die komt over de zwervende ziel en niets dan dat is het Geluko, luister, mijn broedereen groote, immense rust, waarin verzinkt en oplost geheel uw wezen. Mijn broeder, spreek mij van de bestendigheid van het Geluk „Geluk kent geen bestendigheid, want niets is onbe stendiger dan het geluk. Geluk is als de bliksemstraal, die even hel doet oplaaien geheel het firmament en het dan weer duister laat. Geluk is als de zon, die oprijst uit de diepe blauwte van de zee in den vroegen morgen en die het water zilver lichten doet, zilver, dat héél ver overvloeit in goud maar ook als de zon, die in den laten avond in de blauwe diepte van de zee verzinkt. Geluk is als de zoele warmte, die de verlangende aarde koestert, wanneer het zomer is, maar die gevolgd wordt op den voet door de felle koude in den barren winter. Zoo is het geluk als de wellust zelve het nadert,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1917 | | pagina 262