ss Als ik je zie. Als ik je zie, mijn eigen vrouwke Met je oogjes, lieflijk zacht En je lieve, donk re lokken, En je mondje, dat steeds lacht, Voel 'k een onbegrensd verlangen, Je te drukken aan mijn hart En je mondje, lokken, wangen, Te belaan met kussen, zacht! Maar, als je dan weer henengaat, En mij heel eenzaam achterlaat, Dan voel ik mij zoo droef te moe, Doch jij lacht lieflijk mij nog toe En weg zijn al mijn zorgen, Als zacht jij zegt„Tot morgen." Maden. 150

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1918 | | pagina 176