153 „Henri, wat scheelt er aan?' Ik begrijp je niet, kerel. Je gaat immers terug naar Indië, je hebt er zoo naar ver langd, en het blijkt, dat je er beroerd door bent. Waarom vertel je me niet, wat je hindert Onze oude vriendschaps band wordt immers niet verbroken, al ben jij daar en ik hier. Kom, zeg, vooruit, een ander gezicht. Als ik mijn tweede ster krijg, vraag ik detacheering aan en we zullen het bij jou feestelijk vieren, zoo'n ouderwetsche fuif, wat!' Plotseling keerde Henri zich naar zijn vriend en terwijl hij diens beide handen krampachtig drukte, zei hij „Neen, old chap, dat is het niet. Je weet, hoe ik ver langd heb terug te gaan. Ik hoor hier niet thuis, maar al dagen lang heb ik een voorgevoel, dat me maar niet ver laat een voorgevoel ik weet het niet Frans, dat me zei ,,Ik zie hem nooit terug Frans, dat is het het kwelt me en het laat me niet met rust, ik wou, dat je met me mee kon gaan". ,,Kom, geen zorgen, alles komt terecht, en zet in Gods naam dat dwaze idee uit je kop; geloof jij nou aan voor gevoelens, jij, die voor zoo realistisch doorgaat Daar ging de stoomhoorn. De boot legde aan, hier moesten vrienden en bloedverwanten der passagiers van boord. Lang keken de beide kameraden elkaar aan, nog een krachtige handdruk en Frans ging aan wal. De „Insulinde" haalde haar trossen in, de boot zette zich in beweging en begon «haar lange reis naar het verre Oosten, Henri meenemende, die aldaar zijn plicht als officier ging vervullen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1918 | | pagina 181