159 Ik weet zeker dat je komen zult. Ik wacht al lang. Maar als ik niet had de herinnering aan je teere, droeve gelaat, dan had ik alle hoop verloren. Vaak word ik zoo bang. Dan denk ik hoe het zijn zou als je niet zou komen. Neen, dat is immers onmogelijk je komt toch, niet waar, om het te zeggen, dat je van me houdt, dat je me wilt, koesteren met je warme, groote liefde en alles voor mij wilt zijn. Groot is het vertrouwen. Heerlijk licht de toekomst, om dat ik weet dat het zijn zal. Dan zullen de klokken luiden, het zal een groot feest zijn, wij beiden komen er, tezamen, alleen. En niemand mag ons storen, niemand. Wij mogen genieten, samen. Onzer beider ziel zal vereenigd worden, tot één heerlijk iets. Je zult het me vertellen, met je zachte, mooie stem, je zult weer vroolijk kijken, en mij aanzien. En ik weet, dat het dan zal zijn, om eikaars geluk te meten, om te zien of het waar is. Ja, dan is het waar, en ik zal je een kus op de lippen drukken, om te bezegelen, dat, wat wij samen besloten. Je zult me ook veel vertellen, zonder dat je mond zich opent, en ik zal je begrijpen. Groot zal het geluk zijn, mijn lieve kind, het is toch zoo, niet waar Je komt toch O, als je niet komt, Hoor je, je moet komen, je moet. Want ik weet, dat Jljij gelukkig zult worden, dan.Cj-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1918 | | pagina 187