s s
Bé b
t Was stil, heel stil in de kamer.
In 't donkere hoekje, achter de breede, roode gordijnen
zat kleine Bébé met haar poppen te spelen, de oude, ge
kneusde, met nog maar één been en 't nieuwe frissche
kindje dat oom Frans had meegebracht.
En voor 't raam, aan de groote schrijftafel van Papa,
die Bébé iets heel geheimzinnigs en verschrikkelijk deftigs
leek, met al die boeken en papieren, zat oom Frans. Er
lagen erg veel boeken en brieven en toch werkte oom
Frans niet. Hij had iets in zijn handen en telkens zuchtte
hij. En dat vond Bébé heel raar in oom Frans, die ze
nooit anders had gekend, dan als een leuke vroolijke oom
in die paar weken, die hij nu al hier logeerde.
Een echte gezellige oom, die poppen en speelgoed
meebracht en Bébé 's avonds vóór ze naar bed moest,
zulke mooie verhaaltjes kon doen. Van prinsen en prinsessen
en van tooveren. En als oom Frans lachte, lachte Bébé
altijd mee.
En nu was hij zoo stil en lachte hij niet. En zat
hij te droomen daar aan de groote schrijftafel.
Dat vond Bébé zoo erg vreemd, maar omdat ze een
opgevoed klein meisje was, die al een paar woordjes
Fransch kon spreken en die van jut zoo vaak moest hooren,
hoe een klein meisje zich gedragen moest, speelde ze heel
zoet met haar poppen en alleen nu en dan keek ze ter
sluiks eens van onder haar blonde krullen naar den stillen
J~Tman bij 't bureau.
170