ij zwierf door Parijs, Brussel, Londen, maar vond nergens
een rustig plekje om eens enkele maanden op zijn verhaal
te komen. Hij wist dat ze getrouwd was, met een vriend
van hen beiden, en t was of een fatale kracht hem telkens
weer naar Holland trok, naar haar toe, hij wist, dat 't ver
keerd was, hij streed er tegen wanhopig, maar 't gaf niets.
Hij wou haar terug zien, nog eens, voor 't laatst, en dan
voor goed terug naar z'n werk, z'n gloeiend land daar ginds,
om te vergeten
Uit Londen schreef hij. Hij kwam nu in Holland, of ze
er op rekenen wilden, dat hij hen, als hij een paar dagen
in Den Haag was, eens zou komen opzoeken.
Ze schreven dadelijk terug. Er was een apart briefje
van haar bij. Ze vond 't zoo pleizierig te weten, dat hij
dat vroegere ook als een jonge dwaasheid had beschouwd.
Ze konden nu een paar gezellige weken hebben, want
hij moest stellig bij hen komen logeeren. Ze had kleine
Bébé al verteld, dat oom Frans zou komen.
Zoo was ze Onnadenkend, zorgeloos, oppervlakkig en
toch, hij had haar zoo lief. Want Frans had zijn liefde
nooit als een jonge dwaasheid opgevat.
Hij was nu al twee weken bij hen. En over een week
vertrok hij weer. Alles, alles van haar nam hij in zich op,
elk gebaar, eiken trek van haar gelaat. Kleine Bébé was
z'n lieveling geworden. En zoozeer had oom Frans zich
soms in z'n droomen ingeleefd, dat hij, als hij met 't kleintje
speelde, zich verbeelden ging dat 't zijn Bébé, zijn eigen,
lief poppetje was, en als zij dan binnen kwam, wou hij
opspringen en haar hartstochtelijk aan z'n hart drukken, om
dan opeens te bedenken, dat ze de vrouw was van
een ander.
Zij wist niets, zij vermoedde niets
173
ld