gpp
149
namiddag, en die keek even verwonderd naar al die men-Q"
schen, die om haar heen stonden, als die menschen naar
haar. Zonder twijfel spraken zij over het diertje, dat ten
slotte opstond, en kopjes begon te geven, en nu over zijn
glanzend-zwarte velletje gestreeld werd.
Waar ze vandaan kwam, wisten wij nietzij bleef bij
ons, en dat was voor ons hoofdzaak. Ik vond het wel aardig,
dat er weer een kat was, maar trok mij verder van het dier
niets aan, totdat ik op een middag boven kwam, en Poes
vond liggen, boven op mijn werkbank, op mijn werkjas,
haar heele zwarte huidje vol zaagsel en krullen. Zij lag
zachtjes te spinnen, en keek mij met haar verstandige oogen
aan. Het was voor mij een vreemde gewaarwording want
boven werd ik weinig aangekeken, en nu, door dit dier,
op mijn eenzame kamer. Ik ging op een kist zitten, en
staarde het wonder aan. Toen stond ze op, mauwde even
heel zachtjes, sprong op den grond, toen op mijn kist, en
maakte het zich gemakkelijk in mijn schoot. Het leek of
ze sliep, maar telkens keek ze even naar mij op. En ik
heb haar toegedekt met mijn jas, en heb in de kou, bijna
anderhalf uur lang, gezeten met het zacht snorrende beestje
op mijn schoot, en ik heb mij niet bewogen. Het was mij,
alsof ik een gelijkgestemd gevoel als het mijne in het diertje
ontdekt had, alsof het zich ook zoo alleen voelde. En toen
de gong voor het eten ging, heb ik haar voorzichtig naar
beneden gedragen. Vanaf dien middag was het, alsof er
wat meer licht in mij gekomen was. Ik kreeg het gevoel,
dat er een wezen was, dat belang in mij stelde. Mieke
wachtte mij dikwijls op, als ik uit school kwam, en zat dan
geduldig te wachten, boven aan den trap, tot de deur
openging, en ik binnenkwam. Dan stond Mieke op, zei
zachtjes „Mauw" en kwam een paar treden naar beneden,