sS
geloof dat ik gehuild heb, toen Mieke en ik daar gezeten!
hebben, toen kreeg ik nog een kopje en ging zij weer naar
de huiskamer, naar de jongen. Zij was erg mager geworden,
en ik kocht beschuit, en worst voor haar, en de kleintjes
werden groot, de oogen gingen open, en met trillentje
pootjes, en wapperende staartjes probeerden ze uit hun
mandje te kruipen.
Wat was Mieke toch klein, zoo bij haar jongen. Ze
was een snoezig, een echt hef Moedertje, vol toewijding
voor haar kinderen, vol plichtbesef, al was ze maar een kat.
De kleine poesjes werden groote poesjes, en ze werden
weggegeven aan kennissen. Later heb ik er nog wel eens
een van terug gezien, het is veel grooter geworden dan
zijn Moedertje. j
Op een Woensdagmiddag gingen de twee kindertjes weg,
in een mooi mandje, met een zacht kleedje er in. Al
spelende zaten ze in het mandje. Moedertje draaide om
de mand heen. Toen kwam de knecht, en nam de mand
op en Mieke liep mee, tot aan de straatdeur, en ik een
heel eind daarachter aan. En toen de deur in het slot viel,
holde ze terug, en stond tegen mijn been op, en ik heb
haar in mijn armen genomen, mee naar boven, en ja,
ik geloof dat we samen gehuild hebben. Boven, op de
eenzame kamer.
Na dien tijd kwam ze weer naar boven, lag weer op
haar gewone plaatsje, en wij dachten veel samen, soms
over die twee heel kleine lijkjes, die daar lagen onder den
denneboom, of aan die twee andere kindertjes, waarvan er
ook al een dood en de andere bij een oude dame thuis
was. En het oude stoommachinetje stond er nog steeds,
en de inductieklos gaf vonken, groote, paarse vonken,
152