De eeuwig arme.
159
Dan zie ik liever toch de rondborst,
Die eeuwig arm is, en het blijft,
Die 't geld maar geeft, als waar' hij grootvorst
En nimmer om wat „centen" kijft.
Hij dampt sigaren, blaast in wolken,
Den pessimist de oogen rood,
Als wil hij hem daarmee vertolken,
Aan jouw heb ik een broertje dood.
Hij gaat door 't leven, als door t water
Met veel lawaai spat alles rond,
En geeft zijn geld met veel gesnater,
Alsof hij 't eeuwig zoo maar vond.
Eté.