162
II.
Vaak heb ik toen misdreven,
Om te vergeten
En zocht van allerlei.
Maar door den nevel
Kwam steeds 't geschemer
Van wat was voorbij.
Toen heb 'k haar ontmoet,
En plots voelde ik gloeien
En voelde vloeien
Sneller mijn bloed
En hoe 't lang geweerde
En lang ontbeerde
Was 't hoogste goed.