i
166
olidair en zóó overvloedig kunnen zweeten. Het is alsof S
ze afgesproken hebben zich zeiven en de andere secties
en den kapitein met zijn toorn en alle overige ellende te
verdrinken in hun zweet. Overigens staan ze erbij als lam
meren, ze weten immers dat ze de renommee hebben van
geen compagnieschool te kunnen loopen.
Ze kunnen niet denken aan rechts-omkeert en links-uit-
de-flank en al dien rommel meer. Ze zijn dertig jaar, ze
hebben vrouw en kinderen en een zaak, die verloopt; ze
denken aan huishuren en aan kraambeenen, aan schuld en
aan hun kippen, aan Pietje, die kinkhoest heeft, aan Ger-
ritje, die naar school moet. En daarom en om alles, om
Pietje, om huishuur, kraambeenen, rechts-omkeert en links-
uit-de-flank, daarom staan ze daar als lammeren, en zweeten
Maar één is er van de derde sectie, die er niet als een
lam bijstaat en die niet zweet, althans niet van angst
Schurrefie, de mascotte van de derde sectie.
Schurrefie, nog juist een hond, beharing van terrier, kleur
van een puck, hoofd van een boxer, staart van een setter.
Schurrefie, wiens moeder waarschijnlijk een meisje van
heel lichte zeden is geweest, schurrefie dartelt keffend en
cabriolend om de derde sectie heen
Dan 't moment, de majoor verschijnt zelve. De compagnie
verstart, zelfs de derde sectie zweet niet meer (maar ook
niet minder). Zijn Hoogedelgestrenge beveelt dat het feest
voortgang zal hebben.
Het is hopeloos, het is om te huilen, het is om dood
te gaan, zóó ellendig is 't. De derde sectie ploetert en
knoeit en prutst en meiert. Ja dat is het, de derde sectie
m-e-i-e-r-t en de verwarring is algemeen.