3 Zijn eer gered. En nu, hij zag geen kans om het geld te verkrijgen. En toch, zijn eer was er mee gemoeid 170 Rusteloos liep Karei door zijn kamer heen en weer op gejaagd, telkens weer angstig uit de ramen ziende, of er niets kwam, om zijne kwellingen te verzachten. Reeds eenige dagen had hij zoo in deze gemoedstoe stand doorgebracht, ten prooi aan de hevigste martelingen, gekweld door de wroeging Zoo hield hij het niet langer uit. Hij moest naar buiten, in de vrije natuur, zijn opgepropt gemoed lucht geven, zijn afgemat hoofd bekoelen, maar ach, hij durfde niet, hij de anders zoo flinke vent, die alles durfde en nu Hij was bang, bang dat zijn Charlotte, die hij zoo innig liefhad, die hij de zijne kon noemen, gehoord had van het gevaar, dat hem boven het hoofd zweefde. Ja, dat ellendige idee, dat hij had, die nachtmerrie, die hem overal vervolgde, die hem zijn slaap ontnam Hij had gespeeld, grof gespeeld en verloren. Diep in de schulden zat hij nu, maar gelukkig was alles onder vrienden gebleven. Maar zijn eer Hij had toch zijn eer te verliezen, zijn woord als officier had hij gegeven, dat de geheele som betaald zou zijn overmorgen Angstig, klam van de vrees liep hij telkens op en neer, geen enkelen uitweg zag hij meer. Wat moest hij doen Als alles niet betaald was, dan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1919 | | pagina 192