\p 1 oen jubelde het blij op in zijn ziel „Ik heb haar liefH zij is van mij, en hij kuste haar en kuste haar weer, steeds vaker en willoos gaf ze zich over, voelende dat ze zich niet kon verzetten, want dat was geluk. Zoo bleven zij nog lang liggen, zijn arm om haar heen, zich geheel overgevende aan hun teere geluksstemming tot het geknjsch van een vogel hen opschrikte en terugvoerde naar de werkelijkheid. Zij gingen naar huis en toen zij kwamen in de stad met stemmengeroes en luid menschenlawaai, was het of het mooie en teere verdween en zwijgend liepen zij verder, denkend aan het mooie dat geweest was. Maar toen zij s avonds laat in haar bed lag en zij terugdacht aan het heerlijke dat zij beleefd had, kwam haar stemming terug en op eens stond het voor haar in hel klaren vorm: „Ik heb hem hef en hij houd van mij' en zonk zij weg in een zee van zaligheid. M 184

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1919 | | pagina 206