K
ss
189
;tond hij stil neen, hij begon weer O, die
marteling, dat uitstellen van het neersmakken op hem van
het overweldigende Noodlot
Bleeke ochtendschimmen wolkten door de stille, passief-
ontvankelijke ruimte der kamer. Op de straat liepen haastig,
in rillerige neerslachtigheid, hoekige werktypen, die elkaar
in het voorbijgaan 'n gewoonte-groet toemompelden.
In de kamer bleef alles onbeweeglijk.
Later
Eenige jonge, lichte stralen drongen door de koele ruimte
naar binnen, en gaven een tintelende gele vlek op de witte
zoldering.
En nog steeds die zwijgende getuigenis der alwetende
kamer
Buiten, op de gang, kwam een sloffende tred nader, en
een paar bevende vingers klopten tegen de deur. Maar
antwoord kwam er niet Toen een zachte lief-oude
stem, die als zingende een naam uitriep. Maar de stem
verklonk, en diepe stilte was alomme
De deur ging open en naast het bed, waarin heel stil,
een mensch lag, stond een wekker, die geen geluid meer
gaf