192
„Zoo, dacht-je Dan weet-je nog niet veel van me,
hoorik trouw nooit. Ik hou d'r nou eenmaal niet van, me
op de een of andere manier aan 't tegenwoordige te binden,
'k Ben al blij, dat mijn ouwelui niet meer leven, anders
zou ik me daar nog aan verbonden achten. Nee dat is t
ware heelemaal los in t leven staan, onafhankelijk, om
desnoods zoo eruit te kunnen stappen. Waarom zou je
nou jezelf wijs maken, dat je aan t een of ander waarde
hecht Niets noodig hoor, je maakt je er 't afscheid maar
des te moeilijker om
Boy schudde z'n robusten kop, en zachtjes trok ik aan
m'n sigaar, die allang was uitgegaan.
„En wat je nou zei van die „ware vrouw ge
loof jij nou, dat er op jou ergens iemand zit te wachten,
die voor jou-speciaal bestemd is Jij misschien wel maar
gelukkig ben ik dat allang te boven, hoor Ja vroe
ger, toen dacht ik ook wel eens- aan zooiets. En dan
probeerde ik „faithful to my future wife" te zijn, om 'er
waard te zijn. Maar dan kwam juist 't lastige van de zaak.
Want sprak ik nu met een aardig meisje, dan bedwong ik
mijn gevoel, en wilde niet verliefd worden. Want dan
dacht ik aan mijn wachtende echtgenoote, en durfde mij
niet te geven, om haar niet ontrouw te worden. En altijd
dacht ik zou dat nu de mij voorbestemde vrouw zijn En
ik kon er niet in gelooven Je snapt, dat was geen
lolletje voor mij, en ik heb dan ook maar gauw een ander
principe gekozen, of liever heelemaal geen
Boy liet norsch zijn witte tanden zien.
„Waarom dacht ik. En ik voelde medelijden met Ed,
die zoo hopeloos het goede spoor verlaten had, en t niet
terug wou vinden. Want hoe bitter bleken mij opnieuw
zijn inzichten onder zijn voorgewende onverschilligheid r|^