EnFE
194
Sonnabend küszte mich Jetti,
Und Sonntag die Julia,
Und Montag die Kunigunde,
Die hat mich erdrückt beinah.
Heine.
Het was in den grijzen oertijd, toen er nog reuzen op
aarde leefden, als op zekeren mooien dag twee edelknapen
met pak en zak op reis togen, de wereld in.
Lang hadden ze geleefd in samenzijn met andere schild
knapen, evenals zij, met heilig vuur bezield voor 't eene,
verknocht aan 't zelfde vaderland.
Hun eenig doel, dat ze dag en nacht, onder regen of
zon voor oogen hadden, was om eenmaal zelf het zwaard
te mogen dragen en gezeten op een onstuimig ros, hun
benden te mogen aanvoeren, zooals dit een waardig ridder
r I betaamt.
iCviAkW^'