JlTa
^piefjes dan dansten en huppelden over het ongelijke terrein.
De beide edelknapen stormden in den regel vooruit en
glommen dan van fanatisme voor de hun zoo heilige zaak.
's Avonds na het avondeten was hun genoegen weer een
geheel ander. Dan stapten ze in hun fijnste buitenmodel
gewaden schuchter de kemenade der drie edelvrouwen
binnen, waar dan met zang en muziek, de avond werd
doorgebracht.
Dat de wijze woorden, die de oude hoofdman hun had
nagegeven, hier wel eens vergeten werden en de jonkers
ook hier veroveringen maakten, scheen hen zoo erg niet toe.
Het had immers enkel tot gevolg, dat de lamp wat later
werd opgestoken, hetgeen dan natuurlijk de zuinigheid weer
uitstekend te pas kwam.
Toch zou dit leventje niet steeds zoo mogen voortduren.
Op zekeren dag namelijk kwam het bevel tot een groote
veldtocht. Alles werd in gereedheid gebracht, de bieken
werden voor de piefjes gespannen en iedereen nam afscheid
van degenen, die hem het naast waren. Zoo ook de beide
schildknapen. De tranen der drie edelvrouwen stroomden
als een milde meiregen en de beide dapperen hadden
zwaar werk de vloer der kemenade, door dezen regen over
stroomd, op te dweilen, maar ze hielden zich goed en
beloofden een spoedige terugkomst.
De hierna komende tijd, was een zware tijd. De beide
edelknapen hadden zich langzamerhand geheel bij de bende
ingeleefd. Ze sliepen 's nachts in de stallen der bieken op
stroo en stonden 's morgens vóór dag en dauw op. Toch
was hun leven een heerlijk leven, want hun vurigste wensch,
namelijk om de piefjes vuur te zien spuwen, werd hier
dagelijks in deze woestenij bevredigd.
199