JE w. X 200 Ze genoten zoo vaak ze het zagen en hun hart sprong op als ze maar het fluiten der uitwerpselen dezer monsters boven hun hoofden hoorden. Een ding was er, dat hun hier ontbrak en lang peinsden ze wat dit nu wel wezen kon. Eindelijk kwam de dag van terugkeer en nu wisten ze tevens wat hun ontbroken had. Zwaar werd er dien dag gewerkt door menschen en dieren en eindelijk kwamen allen behouden aan. De begroeting was ontroerend en 's avonds zaten allen weer bijeen in de kemenade der jonkvrouwen. De minne liederen waren niet meer van de lucht en het gansche slot scheen bezwangerd van rozenschijn en manelucht Het noodlot echter scheen ook hier in te moeten grijpen. Dien avond liep bij toeval de oude, grijze hoofdman langs de poort van het kasteel. Zijn ooren waren gespitst, zijn oogen rolden en zijn neus krulde. Hij barstte van woede bijna, zijn goede verduurzaamde raadgevin gen zoo opgevolgd te zien. Den volgenden morgen stonden twee schandknaap jes voor den hoofdman. Den daarop volgenden dag waren ze uit de oogen der dorps- en kasteelbewoners voor altijd verdwenen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1919 | | pagina 222