Van drie Zoeloe-negers.
Daar ik geen inleiding bij de hand heb, zal ik het zonder
moeten doen
Er waren eens drie Zoeloe-negers, die dezelfde Zoeloe
negerin beminden.
De drie Zoeloe-negers zochten, en kregen twist. En één
ervan werd gedood.
Drie min één is twee.
De twee, die over waren, grijnsden, en werden zoo
bleek mogelijk. Ook ontliepen zij elkaar. Maar op een
avond stonden zij samen voor dezelfde woning. Die van
de negerin, natuurlijk. Toen maakten beiden rechtsomkeert,
en zagen elkaar pas weer den volgenden avond.
't Was donker.
Messen blikkerden.
Oogen blikkerden.
Tanden blikkerden.
En de maan kwam op boven de bergen
Eén verliet het tooneel te voet, de andere te water.
Deze laatste was zeer stil.
Eén Zoeloe-neger was er nog, die de Zoeloe-negerin
beminde, en niemand meer.
En een leeuw nam dezen minnaar mede.
Toen zeide de Zoeloe-negerin: Oef!"
En ze pinkte twee tranen weg.
Maar twee Zoeloe-negers grijnsden.
(Dit gebeurde ergens buiten deze streek.)
En daar er geen slot voor dit verhaaltje is, zal ik er ook
geen aan maken.
201
t