ss
Herfst.
Eté.
202
De kille regen valt bij stroomen,
Woest giert de stormwind door het woud,
De blad'ren vallen van de boomen,
Alsof hun 't leven heeft berouwd.
Reeds is de zonne lang verdwenen,
Een neveldamp verduistert 't oog,
Niet lang genoeg heeft ze geschenen,
Zond ze haar warmte van omhoog.
Nu komen koele, donk're dagen,
Van storm, van loeien door 't geboomt',
'K hoor liefdesstemmen fluist'rend klagen
Van vreugde in de zon gedroomd.